Beoordelingskader huisverbod
Op 1 januari 2009 is de wet Regels strekkende tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan personen van wie een ernstige dreiging van huiselijk geweld uitgaat (Wet tijdelijk huisverbod; Stb. 2008, 421) in werking getreden.
Op grond van artikel 2 van deze wet kan de burgemeester een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat.
Criterium: ernstig gevaar voor medebewoners
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: de Wth) kan de burgemeester een huisverbod opleggen aan een persoon, indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat.
Ernstig vermoeden ernstig en onmiddellijk gevaar
Het opleggen van een huisverbod is een ingrijpend instrument waarvan de toepassing zeer grote gevolgen heeft voor het privéleven van betrokkenen. De bevoegdheid daartoe is beperkt tot situaties waarin voldoende grond aanwezig is om aan te nemen, althans ernstig te vermoeden, dat zich een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen voordoet. Indien dat het geval is, moet de burgemeester zorgvuldig overwegen of aanwending van de bevoegdheid aangewezen is. De rechter beoordeelt of de aangevoerde omstandigheden van dien aard waren dat in het voorliggende geval een bevoegdheid tot oplegging van een huisverbod bestond. Indien dat het geval is, wordt de afweging van de burgemeester door de bestuursrechter terughoudend getoetst.
Gelet op de aard van een huisverbod, dat altijd in spoedeisende situaties wordt opgelegd, is niet vereist dat de juistheid van de aan het huisverbod ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden onomstotelijk vaststaat. Voldoende is dat aannemelijk is dat die feiten en omstandigheden zich hebben voorgedaan en een ernstig en onmiddellijk gevaar dan wel een ernstig vermoeden van een dergelijk gevaar voor de in het besluit genoemde personen opleveren (zie o.a. ABRvS, 27 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3225).
Risico-taxatie instrument Huiselijk geweld
Voor de beoordeling van het ernstige en onmiddellijke gevaar wordt gebruik gemaakt van een Risico-taxatie instrument Huiselijk Geweld.
Belang na einde uithuisplaatsing
Ook bij het einde van het huisverbod, heeft een uithuisgeplaatste nog steeds een rechtens te beschermen belang bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit tot het opleggen van deze maatregel. Daarbij is redengevend dat een huisverbod, gelet op de gronden waarop dat wordt opgelegd, een publieke afwijzing van het gedrag van de uithuisgeplaatste impliceert. Gelet hierop is tot op zekere hoogte aannemelijk dat de uithuisgeplaatste als gevolg van het hem opgelegde huisverbod in zijn eer en goede naam is geschaad. Het resultaat dat hij nastreeft, te weten vernietiging van het besluit, kan om die reden voor hem van meer dan principiële betekenis zijn (ABRvS, 22 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1704).